De impact van de WTP op pensioensparen
De verruiming van de fiscale maximale ruimte naar 30 procent is mooi. Maar niet voor lang.
Sinds de invoering van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) per 1 juli 2023 is er veel aandacht voor de verruiming van de jaarruimte voor lijfrentes en pensioensparen. Het percentage dat fiscaal aftrekbaar opzij mag worden gezet, is immers verhoogd van 13,3% naar 30%. Dit klinkt als een forse verbetering voor iedereen die zelf aanvullend pensioen wil opbouwen.
Toch schuilt achter dit positieve nieuws een technische wijziging die de uitkomst voor werknemers met een pensioenregeling aanzienlijk nuanceert. De berekeningssystematiek van de jaarruimte verandert namelijk fundamenteel. De bekende 'factor A' maakt plaats voor de daadwerkelijke premie-inleg.
In dit artikel leggen we uit wat deze verandering inhoudt, wat de gevolgen zijn voor de jaarruimte en voor wie de verruiming naar 30% daadwerkelijk het grootste voordeel oplevert.
De verruiming van de jaarruimte in de basis
De jaarruimte is het bedrag dat u in een kalenderjaar maximaal fiscaal aftrekbaar mag storten op een lijfrenterekening. De WTP heeft het opbouwpercentage voor deze ruimte met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 verhoogd naar 30%.
De berekeningsformule werd hiermee: (30% x premiegrondslag) – (6,27 x factor A)
De premiegrondslag is uw inkomen van het voorgaande jaar, verminderd met de AOW-franchise. Omdat de franchise voor lijfrentes in 2023 nog op een relatief laag niveau van € 13.646 stond, was het effect van de verhoging naar 30% dat jaar extra groot. Per 2024 is de franchise voor de lijfrente gelijkgetrokken met de pensioenfranchise (€ 17.545 in 2024), wat een meer structurele situatie creëert.
Wat is de factor A?
De factor A vertegenwoordigt de pensioenaangroei via uw werkgever in het voorgaande kalenderjaar. U vindt dit bedrag op uw Uniform Pensioen Overzicht (UPO). In de berekening van de jaarruimte dient de factor A als een correctiepost. De fiscus gaat er namelijk van uit dat u over dit deel van uw inkomen al via de werkgever pensioen opbouwt, waardoor u hierover niet nogmaals met fiscaal voordeel via een lijfrente zou moeten kunnen sparen.
De belangrijkste wijziging: factor A wordt vervangen
De kern van de WTP is de overgang van nagenoeg alle pensioenregelingen naar een premieregeling met een vaste premie. Hierbij staat de ingelegde premie centraal, niet een toegezegde uitkering of een abstracte aangroei. Het is dan ook logisch dat de correctiepost in de lijfrenteberekening hierop wordt aangepast.
De factor A wordt daarom in de toekomst vervangen door de daadwerkelijk betaalde pensioenpremie. De formule verandert naar: (30% x premiegrondslag) – de jaarlijkse premie-inleg voor uw pensioenregeling
Deze premie-inleg omvat zowel het werknemers- als het werkgeversdeel van de premie voor het ouderdoms- en partnerpensioen na pensioendatum. We duiden deze nieuwe factor hier voor het gemak aan als 'factor i'.
De gevolgen van de nieuwe berekening
Deze aanpassing is geen kleine boekhoudkundige ingreep. De hoogte van de daadwerkelijke premie-inleg (factor i) is doorgaans significant hoger dan de waarde van de oude factor A; in de praktijk vaak een factor 2 tot 2,5.
Het gevolg is dat, hoewel het startpercentage van 30% een ruime basis biedt, de aftrekpost in de nieuwe systematiek veel groter is. De verhoging van 13,3% naar 30% wordt hierdoor voor een groot deel geneutraliseerd. Voor werknemers met een solide pensioenregeling zal de netto beschikbare jaarruimte voor lijfrenteopbouw hierdoor naar verwachting beperkt blijven en niet zo fors toenemen als de 30% aanvankelijk doet vermoeden.
Wanneer geldt welke berekening?
De overgang van de ene naar de andere berekeningsmethode is gekoppeld aan de pensioenregeling van uw werkgever. De transitieperiode voor werkgevers om hun regeling aan te passen aan de WTP loopt tot uiterlijk 1 januari 2028.
U gebruikt de factor A: Zolang de pensioenregeling van uw werkgever nog niet is aangepast aan de WTP-regels.
U gebruikt de premie-inleg (factor i): Vanaf het moment dat de pensioenregeling is aangepast. Dit geldt ook wanneer voor bestaande medewerkers gebruik wordt gemaakt van een eerbiedigende werking.
Pensioenuitvoerders zullen de hoogte van de premie-inleg te zijner tijd moeten gaan vermelden, zodat u de correcte berekening kunt maken.
Een duidelijke uitzondering: de zzp'er
Voor zelfstandig ondernemers zonder pensioenregeling (zzp'ers) pakt de wetswijziging onverdeeld positief uit. Zij hebben geen werkgeverspensioen en dus ook geen factor A of premie-inleg om in mindering te brengen op hun jaarruimte.
Voor hen geldt de eenvoudige en zeer gunstige berekening: 30% x (fiscale winst – de AOW-franchise)
Dit biedt zzp'ers een volwaardige en fiscaal aantrekkelijke mogelijkheid om zelf een oudedagsvoorziening op te bouwen die vergelijkbaar is met die van werknemers.
Samenvatting
De wijzigingen in het lijfrenteregime onder de WTP laten zich als volgt samenvatten:
De bruto jaarruimte is verhoogd van 13,3% naar 30% van de premiegrondslag.
De correctiefactor verandert: De factor A (pensioenaangroei) wordt vervangen door de premie-inleg (daadwerkelijk betaalde premie).
De netto ruimte voor werknemers: Door de hogere correctiepost zal de netto extra jaarruimte voor werknemers in de praktijk vaak beperkter zijn dan verwacht.
De netto ruimte voor zzp'ers: Zonder correctiefactor profiteren zij volledig van de verhoging naar 30%.
Het is essentieel om te begrijpen welke berekeningsmethode op uw situatie van toepassing is om uw fiscale mogelijkheden correct in te schatten. De komende jaren, tijdens de transitieperiode, zal het van belang zijn de communicatie van uw pensioenuitvoerder hierover goed in de gaten te houden.
Veel gestelde vragen
1. Heb ik nu echt veel meer lijfrente-ruimte gekregen door de WTP? Dat hangt ervan af. Het bruto percentage is verhoogd naar 30%, maar voor werknemers wordt de aftrekpost (de pensioenpremie) ook hoger dan de oude Factor A. Hierdoor is de netto winst vaak beperkt. Voor zzp'ers zonder pensioenregeling is de verruiming wél een volledige en forse verbetering.
2. Wat is het belangrijkste verschil tussen de oude en de nieuwe berekening? Het verschil zit in de correctiepost. Voorheen werd de 'Factor A' (een berekening van de pensioenaangroei) in mindering gebracht. Straks wordt de daadwerkelijke, en vaak hogere, 'premie-inleg' van werknemer en werkgever in de pensioenregeling in mindering gebracht.
3. Wanneer stap ik over van de berekening met Factor A naar de premie-inleg? Je stapt over op de nieuwe berekeningsmethode zodra de pensioenregeling van je werkgever is aangepast aan de regels van de Wet Toekomst Pensioenen. Je werkgever heeft hiervoor de tijd tot uiterlijk 1 januari 2028. Tot die tijd blijf je rekenen met de Factor A.
4. Waarom is deze wetswijziging vooral gunstig voor zzp'ers? Zzp'ers hebben geen pensioenopbouw via een werkgever en hebben dus geen Factor A of premie-inleg die ze in mindering moeten brengen. Zij kunnen daardoor de volledige 30% van hun premiegrondslag benutten voor fiscaal vriendelijke lijfrenteopbouw, wat een aanzienlijke verbetering is.
5. Waar vind ik de benodigde gegevens voor de berekening? De Factor A vind je op je jaarlijkse Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Zodra je pensioenregeling is omgezet, zal je pensioenuitvoerder de hoogte van de jaarlijkse premie-inleg moeten gaan verstrekken.